Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Er van uitgaande dat verzoeker met zijn brief van 24 november 2014 heeft bedoeld zijn ter zitting ingetrokken wrakingsverzoek opnieuw te doen, wordt vastgesteld dat in de brieven van 21 november 2014, 24 november 2014, 3 december 2014 en 8 december 2014 niet wordt gesteld dat de rechter niet onpartijdig zou zijn en deze brieven ook overigens geen concrete feiten en omstandigheden bevatten waaruit afgeleid kan worden dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is, of dat een eventuele vrees van verzoeker dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Bij gebreke van gronden is het wrakingsverzoek, voor zover al gedaan, kennelijk niet ontvankelijk. Toepassing anti-misbruik bepaling.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/15/579161/ HA RK 4.2015 ingeschreven verzoek van:

[naam 1] ,

wonende te [plaats] ,

verzoeker,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. H.M. Patijn, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1 Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:

 zittingsaantekeningen van een op 21 november 2014 gehouden comparitie van partijen met pleitnotities en een door verzoeker overgelegd schriftelijk stuk gedateerd 21 november 2014;

 een brief met bijlage van verzoeker ingekomen 24 november 2014

 een mail van de griffier d.d. 27 november 2014

 een brief met bijlagen van verzoeker, ingekomen 1 december 2014

 een brief met bijlagen van verzoeker, ingekomen 3 december 2012

 een faxbericht van de voormalige advocaat van verzoeker, ingekomen 4 december 2014

 een brief met bijlage van verzoeker, ingekomen 8 december 2014,

 een rolbeslissing van de rechter d.d. 23 december 2014.

2 De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1

De stichting Ymere is op vordering van verzoeker bij vonnis van de kantonrechter van 7 juli 2014 bij verstek veroordeeld tot betaling van een geldsom. Door Ymere is verzet ingesteld tegen het bij verstek gewezen vonnis. Op 21 november 2014 heeft in deze zaak een comparitie van partijen plaats gevonden.

2.2. 2.3

Uit de wet (36 en 37 Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.

2.3

Voor zover de brief van 21 november 2014 moet worden opgevat als de onderbouwing van een ter zitting gedaan verzoek tot wraking - de brief bevat geen feiten of omstandigheden waaruit dat kan worden afgeleid - is dat verzoek blijkens de rolbeslissing van de rechter ter zitting van 21 november 2014 ingetrokken. Een eenmaal ingetrokken verzoek tot wraking kan niet meer herleven vanwege het enkele feit dat de behandeling is voortgezet.

2.4

Bij brief van 24 november 2014 schreef verzoeker aan de rechtbank:

“Als gevolg van de wraking van de rechtbank. die de heer [ ]gelijk met de brief van 21 november 2014 voor ontvangst had ingesteld, mitsdien de rechter niet zou te werk gaan volgens de wettelijke procedure, kon de rechtszaak niet worden vervolgd.

De heer [ ] protesteerde binnen de zaakzitting op tijd tegen de inbreng van eiseres. waarop de heer [ ] de rechter nogmaals attendeerde op het feit dat de rechtbank gewraakt was, omdat o.a. de orde van rechtszaken niet klopte en geen gehoor werd gegeven door de rechtbank aan de rechtsregel om als kennisdrager Art. 162 Sv. te respecteren voor beëdigde functionarissen in de zaken van gedaagde partij de heer [ ].” “

2.5

Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank verzoeker op 27 november 2014 verzocht mede te delen of de brief van 24 november 2014 moet worden opgevat als wrakingsverzoek en zo ja, aan te geven wat de gronden van de wraking zijn. Bij brief van 3 december 2014 heeft verzoeker een uitstel van een week verzocht om antwoord te geven op de vraag wat de wrakingsgronden zijn. Vervolgens heeft verzoeker bij brief van 8 december 2014 als volgt gereageerd:

“In antwoord op Uw verzoek (…) omtrent de gronden van de op 21 nov ingestelde wraking van de Rechter:

Volgens de Verzetdagvaarding heeft Ymere recht op de verzetschriftprocedure vanwege het niet aan juiste persoon van haar bestuur betekend vonnis. Evenwel is dus hiermee niet gesteld dat de dagvaarding (10 juni 2014) in de zaak tegen gedaagde partij Ymere ([ ]) niet wettig is voorgelegd door [ ]. Ten eerste had de Rechter er dus op moeten toezien dat de reactie van Ymere op de dagvaarding 10 juni enkel betrekking zou mogen hebben op nadere implicaties van het vonnis 7 juli en niet mocht doen alsof verstek van Ymere er niet meer toe zou doen. Pas de afgifte van vonnis 7 juli op 14 juli is steen van aanstoot voor Ymere, niet de strekking van dit vonnis en onderliggende constateringen en oordelen van de Rechter. Met deze totale herziening van de zaak, zonder de daartoe strekkende grond, is de Verzetdagvaarding van Ymere niet rechtmatig, en is het rechthebbende verzetschrift niet bij de Rechtbank binnengekomen. Ten tweede had de Rechter zich de vraag moeten stellen of de deurwaarder bij de betekening van vonnis 7 juli op 14 juli vanwege het onrechtmatig niet functioneren van bevoegd Dagelijks Bestuur van corporatie Ymere in het optreden rechtshalve is tegengewerkt en/of belemmerd; het moet immers duidelijk zijn dat een orgaan als corporatie Ymere ten allen tijde toegankelijk moet zijn voor het rechtshalve optreden van een deurwaarder. De Rechter mag er geen medewerking aan verlenen dat juist een orgaan als corporatie Ymere de rechtspraak kan frustreren door haar ontvangers van post geen bevoegdheden toe te kennen.

Het wekt overigens bevreemding waarom een secondaire postuitwisseling van advocaten naar advocaten inzake het vonnis van 7 juli enige rol kan spelen in deze zaak: Waarom lijkt het erop dat een vonnis van 7 juli van de Rechtbank niet vanwege de Rechtbank in rechte bij wederpartij correct is binnengekomen? De Rechtbank is een orgaan om wettig uitspraken te doen, en of advocaten in hun onderlinge briefzendingen elkaar van het vonnis in kennis stellen staat geheel buiten de functie van de Uitspraken in het recht.

In deze zaak heeft de Rechtbank dus omwege de eventueel zelfs ongerechtvaardigde belangen van corporatie Ymere, de belangen van [ ]bij de op verstek van Ymere gebaseerde grond van vonnis 7 Juli geheel uit het oog verloren; in een verzetprocedure tegen vonnis moet de Rechtbank niet de legitimiteit van de Rechtbank in haar handelen zelf wegvagen.

Voorts zijn Justitie, Begeleid Wonen. Gemeente, Ymere, juist de aanleiding geweest, na alle overlast en bedreigingen, van de in het huis van [ ] noodzakelijke verbouwingen, en zelfs uiteindelijk het noodgedwongen verlaten en verhuizen van woning [ ]. Hoewel verzuim van de dus ontslagen advocaat ter zake de noodzaak destijds van de genoemde overlast bestrijdende verbouwingen er reden van zal zijn geweest dat in dossier voor de Rechtbank niets hiervan is terug te vinden, had ik mogen verwachten dat de Rechter niet geheel over het hoofd zou zien wat in de zaak op 7 juli aan de orde was voor de Rechtbank.

De eis uit onze dagvaarding 10 juni van € 12 500 betrof slechts de nadere proceskosten, en dus nog niet de f45 000 verbouwingskosten na 1994; deze verbouwingen hebben dus geen rol gespeeld in onze dagvaarding, omdat de noodzaak van deze verbouwingen in de overlast en de bedreigingen hierin niet was voorgelegd. Ook het vonnis van 7 juli was dus al gebaseerd op een verlies van rechten op de verbouwingskosten destijds.”

2.6

Er van uitgaande dat verzoeker met zijn brief van 24 november 2014 heeft bedoeld zijn ter zitting ingetrokken wrakingsverzoek opnieuw te doen, stelt de rechtbank vast dat in de brieven van 21 november 2014, 24 november 2014, 3 december 2014 en 8 december 2014 niet wordt gesteld dat de rechter niet onpartijdig zou zijn en deze brieven ook overigens geen concrete feiten en omstandigheden bevatten waaruit afgeleid kan worden dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is, of dat een eventuele vrees van verzoeker dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Bij gebreke van gronden is het wrakingsverzoek, voor zover al gedaan, kennelijk niet ontvankelijk. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.

2.7

Omdat door verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder enige kenbare grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter belast met de behandeling van de zaak van klager niet in behandeling wordt genomen.

BESLISSING

De rechtbank:

 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking,

 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van klager niet meer in behandeling zal worden genomen;

Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort voorzitter, A.W.J. Ros en A.W.H. Vink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature